Antisemitisme in Nederland? Dat is toch meer iets van Oost-Europa en de Arabische landen in het Midden-Oosten? Er bestaat een sterke neiging om vooral naar anderen te kijken als het lastige thema ‘antisemitisme’ dichter bij huis komt.
Al sinds de negentiende eeuw is er een sterk Nederlands zelfbeeld waarbij antisemitisme wordt gezien als iets dat in onze samenleving niet voorkomt. Wij zijn immers het klassieke land van de verdraagzaamheid. Joden kregen hier toen ze overal vervolgd werden juist een gastvrij onthaal en nemen sindsdien een eigen, gewaardeerde plek in de samenleving in. Maar klopt die visie wel, heeft Nederland inderdaad zulke schone handen als het om jodenhaat gaat?
Lappendeken
Inderdaad konden Joden zich aan het begin van de zeventiende eeuw vestigen in de net gestarte Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Allerlei steden openden hun poorten, eerst voor de Portugese en later voor de Asjkenazische Joden. Maar dit gold niet voor het hele land. Er waren ook veel steden die juist verboden uitvaardigden voor Joden om zelfs maar een nacht in de stad door te brengen. De Nederlandse republiek had namelijk geen overkoepelend landelijk beleid als het over Joden ging: het stond iedere stad en regio vrij zelf te bepalen of Joden welkom waren. Hierdoor was Nederland een juridische lappendeken voor Joden. Als zij een reis door het land maakten, moesten ze precies weten waar ze wel en niet welkom waren.
Steden en regio’s die Joden als inwoners weigerden, deden dat om meerdere redenen. Zij vreesden concurrentie voor de eigen middenstanders. Theologische overwegingen speelden zeker ook mee. De prominente theoloog Gisbertus Voetius verdedigde het beleid van de stad Utrecht om Joden te weren. Hij ergerde zich aan het feit dat de Joden wel in het naburige Maarssen woonden en daar zelfs met Soekot – Loofhuttenfeest – vanaf de publieke weg zichtbaar loofhutten bouwden. Hij beschouwde Joden als een religieus gevaar voor de samenleving dat geweerd moest worden.
Pas in 1796 werden alle beperkende maatregelen voor Joden opgeheven en mochten ze zich in het hele land vestigen. Ook stonden nu voor het eerst alle beroepen voor hen open. De gelijkberechtigde positie van Joden werd uiteindelijk door de Nederlandse bevolking geaccepteerd. Tot geweld tegen Joden, zoals dat wel vaak in de Duitse en Oost-Europese landen gebeurde, kwam het hier niet. Ook kregen politieke partijen met een antisemitisch programma tot aan de komst van de NSB hier geen voet aan de grond. Politiek antisemitisme werd in Nederland gezien als onfatsoenlijk, strijdig met verdraagzaamheid én de christelijke traditie.
Sociaal antisemitisme
Ondertussen was er wel degelijk sprake van sociaal antisemitisme. Er waren tal van onsmakelijke jodengrappen, negatieve beelden over Joden in de handel waren sterk, en bij allerlei verenigingen en clubs werden ze niet of slechts met tegenzin als leden geaccepteerd. In de Nederlandse literatuur komen Joden er maar weinig positief vanaf. Dit sociale antisemitisme was tot in de jaren zestig wijdverbreid onder brede lagen van de Nederlandse bevolking. Daarna, als de impact van de Shoah doordringt, komt er een uitgesproken taboe op sociaal antisemitisme. Het is not done.
Sinds 2000 verliest het taboe zijn kracht. Door de digitale revolutie komen allerlei oude anti-joodse beelden, die vanaf 1960 ondergronds waren gegaan, op internet gewoon weer naar boven. Het antisemitisme is terug van nooit weggeweest. Van internet slaat het ook weer over naar het publieke domein. Volgens sommigen wordt het tijd om weer ‘normaal’ over Joden te praten, de Tweede Wereldoorlog ligt nu lang genoeg achter ons. Dat ‘normaal’ kennelijk betekent dat aloude negatieve stereotypen weer moeten kunnen, is een zorgelijke ontwikkeling. Strijd tegen antisemitisme begint niet in Oost-Europa of het Midden-Oosten, maar dicht bij huis.
Dit is deel 3 van een vierdelige serie over antisemitisme. Lees ook aflevering 4:
Illustratie: Karel Kindermans