Sinds 'Kerk2025' is er veel meer ruimte ontstaan voor 'de kerkenraad met werkgroepen'. Prof. Leo Koffeman licht toe wat de vernieuwde kerkorde hierover zegt.
“De gemeente is de draagster van de bedoelingen van de Kerk” – zo klonk het tientallen jaren geleden al. Het was een reden om in de gereformeerde kerkorde ruimte te maken voor de ‘kerkenraad met werkgroepen’. In de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland is die mogelijkheid dankbaar overgenomen.
We hebben het dan over ord. 4-9. De grondgedachte daarvan is door Kerk2025 niet veranderd, maar in de uitwerking is veel meer ruimte voor de plaatselijke gemeente ontstaan. Daarover gaat deze bijdrage.
Samen verantwoordelijk
Eerst iets over die grondgedachte. Simpel gezegd: niet alles hoeft op het bordje van de kerkenraad te liggen, want de gemeente is er ook nog. Niet de kerkenraad, maar de gemeente ‘draagt de bedoelingen van de Kerk’. Samen zijn we ervoor verantwoordelijk dat het gemeenteleven – althans zoveel mogelijk – beantwoordt aan wat Christus met zijn Kerk wilde.
Het is een gedachte die in de Romeinse artikelen, de ‘grondwet’ van de kerk, al prachtig is verwoord: “Alle leden van de gemeente zijn geroepen en gerechtigd hun gaven aan te wenden tot vervulling van de opdracht die Christus aan de gemeente geeft. De gemeente geeft gehoor aan haar roeping door onder leiding van de kerkenraad de samenhang in haar leven en werken te bevorderen en alles te richten op de lofprijzing van de Naam des Heren en de dienst in de wereld” (art. IV lid 2 en 3). Het klinkt misschien wat hoogdravend, maar de bedoeling is duidelijk: op alle leden van de gemeente wordt een beroep gedaan, en ze hebben ook allen het recht hun eigen bijdrage te leveren aan wat Christus van zijn gemeente verwacht. De kerkenraad heeft daarbij de leiding om te voorkomen dat we langs elkaar heen (of zelfs tegen elkaar in) werken. En in dat alles gaat het om die twee fundamentele intenties: de lofprijzing van God, en de dienst in de wereld.
Werkgroepen
De kerkenraad kan de inbreng van gemeenteleden extra honoreren door te werken met werkgroepenVerder lezenKortere lijntjes door kerkenraadsvergadering 2.0 waaraan een deel van de taken van de kerkenraad wordt gedelegeerd. In de praktijk worden zulke werkgroepen ook wel aangeduid met woorden als ‘beraadgroep’ of ‘taakgroep’. Dat mag allemaal, maar de kerkorde houdt het op ‘werkgroep’.
Zo’n werkgroep bestaat uit ten minste één ambtsdrager en een aantal gemeenteleden, en heeft meer verantwoordelijkheid dan een commissie. Een commissie ‘werkt in opdracht van, onder verantwoordelijkheid van en in verantwoording aan de kerkenraad’ (ord. 4-8-4). Denk maar aan een beroepingscommissie. Die beslist niet zelf over het uit te brengen beroep, maar doet alleen het voorbereidende werk; de kerkenraad besluit.
Maar de kerkenraad ‘deelt de zorg voor de opbouw van de gemeente’ met werkgroepen. Een werkgroep krijgt daarmee meer ruimte voor eigen beleid, zij het altijd binnen de kaders die de kerkenraad (onder meer in het beleidsplan) stelt. Zo kan een werkgroep catechese de ruimte krijgen om zelf te beslissen over wie precies catechese geven en welke methodes daarbij worden gebruikt.
In zulke werkgroepen zit dan wel altijd minstens één ambtsdrager, om de verbinding met wat speelt in de kerkenraad overeind te houden. Zo was het al sinds lang, en dat is ook niet veranderd. Wat is dan wel anders geworden?
Voordat Kerk2025 doorwerkte in de kerkorde, ging het om een vast stramien. Als gekozen werd voor werkgroepen zoals hier bedoeld, dan moest ook gekozen worden voor de instelling van een ‘kleine kerkenraad’ (daarover hieronder meer). En de werkgroepen werden onderscheiden in sectieteams en taakgroepen. Sectieteams (zeg maar wijkteams) werden meestal gevormd door een paar ouderlingen en diakenen die samen de pastorale en diaconale zorg voor een wijk binnen de gemeente voor hun rekening namen. Taakgroepen hadden een bepaalde taak, bijvoorbeeld alles rond liturgie en eredienst, rond vorming en toerusting of rond missionair werk. Uit alle werkgroepen moest minstens één ambtsdrager in de kleine kerkenraad zitten.
Dat hoeft nu allemaal niet meer precies zo. Ook als geen onderscheid gemaakt wordt tussen een kleine en een grote (of plenaire) kerkenraad, kan een kerkenraad werkgroepen instellen met stevige bevoegdheden. Omdat alle ambtsdragers deel uitmaken van de kerkenraad en in elke werkgroep een ambtsdragers zit, zijn alle werkgroepen (in het ideale plaatje) dan per definitie vertegenwoordigd in de kerkenraad.
Als er wel een kleine kerkenraad is en er zijn ook werkgroepen, betekent dat niet per se dat elke werkgroep ook in de kleine kerkenraad vertegenwoordigd is. Uiteraard moet de kleine kerkenraad wel zorgen voor een goede afstemming tussen de werkgroepen, maar dat kan ook op een andere manier, bijvoorbeeld door de notulen van de werkgroepen standaard te bespreken in de kleine kerkenraad en/of door een werkgroep als geheel regelmatig een uurtje in de kerkenraad te ontvangen. Of ook wijkteams als werkgroepen worden beschouwd – het kan maar het hoeft niet. Of voor alle belangrijke taken een werkgroep wordt ingesteld dan wel misschien maar voor één taak – het staat de kerkenraad vrij.
De kleine kerkenraad
Ook als er geen werkgroepen zijn ingesteld, kan men nu kiezen voor een kleine kerkenraad naast de plenaire kerkenraad. Gemakshalve noem ik wat de kerkorde ‘de kerkenraad’ noemt hier ‘de plenaire kerkenraad’.
Naarmate de kerkenraad meer van haar taken geheel of gedeeltelijk delegeert aan werkgroepen, neemt de eigen werkdruk af. Dat kan een reden zijn om een onderscheid te maken tussen de kleine kerkenraad en de plenaire kerkenraad, al hoeft dat niet meer. Alle ambtsdragers van de gemeente maken deel uit van de plenaire kerkenraad. De kleine kerkenraad is eigenlijk een (ver)breed moderamen, en bestaat uit de leden van het moderamen (ten minste drie ambtsdragers, zegt ord. 4-8-2) en ten minste vier andere ambtsdragers. Dus minimaal zeven ambtsdragers waaronder naast een predikant in elk geval een ouderling, een ouderling-kerkrentmeester en een diaken; voor het overige is de kerkenraad vrij.
De plenaire kerkenraad vergadert minimaal viermaal per jaar. Daartussendoor vergadert de kleine kerkenraad. Hoe vaak, dat ligt niet vast in de kerkorde. Ord. 4-8-1 zegt alleen dat een kerkenraad per jaar ten minste zesmaal bijeenkomt. Dat geldt dus voor het aantal vergaderingen van plenaire en kleine kerkenraad samen.
Taakverdeling
Een belangrijk aandachtspunt is de taakverdeling tussen de plenaire kerkenraad, de kleine kerkenraad en de werkgroepen.
Wat moet de plenaire kerkenraad in elk geval in eigen hand houden? Ord. 4-9-6 noemt een aantal taken. Allereerst ‘de algemene leiding aan de opbouw van de gemeente in de wereld’ en ‘de zorg voor de dienst van Woord en sacramenten’. De eindverantwoordelijkheid voor het gemeenteleven en voor het hart daarvan, de eredienst, ligt immers bij de plenaire kerkenraad. Dat betekent overigens niet dat een werkgroep eredienst niet veel ruimte zou kunnen krijgen in bijvoorbeeld het jaarlijks voorbereiden van een aantal bijzondere diensten zoals kinderdiensten.
Het is ook de plenaire kerkenraad die – gehoord de gemeente! – de besluiten neemt zoals die genoemd worden in ord. 4-8-9. De plenaire kerkenraad stelt dus de begroting en de jaarrekening vast, en besluit over de plaatselijke regeling en het beleidsplan. Hij beslist ook over vragen als kinderen aan het avondmaal en het zegenen van andere levensverbintenissen dan het huwelijk van man en vrouw. Ook alles wat de kaders voor de verkiezing van ambtsdragers betreft – zoals: wie stemgerechtigd zijn – wordt in de plenaire kerkenraad beslist. Overigens kan de grote kerkenraad de regeling van de jaarlijkse verkiezing van ambtsdragers wel aan de kleine kerkenraad delegeren. En natuurlijk gaat het in de plenaire kerkenraad ook over het kerkgebouw en over het beroepingswerk. Als het voortbestaan van de gemeente ter discussie staat of een samenwerkingsverband met een andere gemeente wordt overwogen, kan dat ook niet aan de kleine kerkenraad worden overgelaten.
Dat lijkt een hele lijst van taken voor de plenaire kerkenraad, maar veel hiervan komt in de praktijk maar zelden op de agenda van welke kerkenraad dan ook. Het zijn wel de meest belangrijke zaken.
Let op!
Voor het overige kan de plenaire kerkenraad dus veel overlaten aan de kleine kerkenraad en/of aan werkgroepen. Hier is wel een waarschuwing op zijn plaats: in de generale synode is al eens opgemerkt dat deze vereenvoudiging ook een prijs heeft. Naarmate de kerkorde meer vrijheid geeft aan de gemeente, is de gemeente meer genoodzaakt zelf duidelijke afspraken te maken. Het verdient dan ook aanbeveling om niet alleen in notulen van de kerkenraad maar liefst ook in een plaatselijke regeling goed vast te leggen welke verantwoordelijkheden de plenaire kerkenraad toevertrouwt aan de kleine kerkenraad en/of aan werkgroepen.
En ten slotte: als een kerkenraad kiest voor de instelling van een kleine kerkenraad en/of van werkgroepen, dan moet men beseffen dat in dat model goede, transparante communicatie van het grootst mogelijke belang is.