Het aanspreken van God is een bijzonder en heilig moment. Het zou nooit gewoontegedrag mogen worden, want het is niet ‘gewoon’ dat wij met God spreken. Een zorgvuldig gekozen aanhef en afsluiting kunnen de beleving van het moment extra intens maken.
‘Gemeente, laat ons bidden.' 'Heer, onze God, wij komen tot U …’ Met dergelijke woorden begint een gebed in de kerk vaak. We kennen allerlei soorten gebeden in de eredienst, zoals een gebed om de heilige Geest, voorbeden, een openingsgebed, een smeekgebed, een tafelgebed en de vaste gebeden zoals het Onze Vader. In de liturgiegeschiedenis hebben die allemaal hun eigen vorm gekregen. In kerken met een meer vrije liturgie doen die vormen er minder toe, maar ook daar is het liturgisch spannend om de verschillende gebeden in de eredienst een verschillend karakter te geven. Dat kan door te variëren in woorden en in taalveld. Ik beperk me hier tot het gebed van de voorganger, of dat nu de predikant of kerkelijk werker is, of in bepaalde gevallen een ouderling (drempelgebed), diaken (kyriegebed) of gemeentelid (voorbeden).
De aanhef zet de toon
Gebeden bestaan uit minstens drie delen: de aanhef, het gebed zelf, en de afsluiting. De aanhef is van belang, het begin zet de toon. Ook de houding en handeling van de voorganger zijn van belang, want hij of zij bidt samen met en namens de gemeente. Hij of zij probeert de concentratie van de gemeente samen te krijgen en haar gebed te laten opstijgen voor het aangezicht van God. De handen van de voorganger zijn daarbij cruciaal. Men kan de handen bij de woorden ‘laat ons bidden’ rustig naar elkaar toe bewegen, zodat de samengevouwen handen zichtbaar de gebedsconcentratie van de gemeente samennemen. Een andere mogelijkheid is om de handen ontvangend met de handpalmen naar boven te openen. Dan staan de handen niet alleen ontvangend open voor God, maar weerkaatsen zij als het ware ook de gebeden van de gemeente naar ‘boven’.
Vele manieren
Woorden die daarbij kunnen klinken hoeven niet altijd ‘laat ons bidden’ te zijn maar bijvoorbeeld ‘laat ons samen stil worden voor God’ of andere varianten. Belangrijk is dat het geen stoplap is maar de concentratie samenneemt. Meteen daarna spreek je God aan. Of in het kyriegebed de ‘Heer’ (= Christus) en een enkele keer de heilige Geest. Maar de meeste gebeden zijn gericht op God zelf. Maar ook die kan op vele manieren worden aangesproken. ‘Heer, onze God’ hoor je vaak, maar ‘Vader in de hemel’ geeft sterker een relatie aan. Men kan een eigenschap van God benoemen, als die voor het gebed van belang is: ‘Eeuwige’, ‘Almachtige’, ‘Levende’. Dan wel afwisselend, want God is nooit in één eigenschap te vangen.
Extra lading
Maar wat gebeurt er als je een aanspreektitel weglaat? In een gesprek met mensen spreek je elkaar ook niet per se eerst bij de naam aan. Je begint gewoon te spreken. Dit zien we bijvoorbeeld terug bij de Tafelgebeden in het Dienstboek. Het geeft een bijzondere directheid aan het gebed. Ook is het - omgekeerd - mogelijk juist wat meer woorden te geven aan de aanhef, zoals: ‘God van heel de schepping, God van een boek vol verhalen en een geschiedenis lang met mensen.' Dat geeft een ruimhartige sfeer aan het gebed dat volgt, je neemt echt de tijd om het gebed te adresseren. Het kan boeiend zijn om hiermee te spelen, vaak geeft het extra focus en lading aan een gebed.
Gebed en poëzie
Sommigen schrijven een gebed op in aaneengeschreven regels, als een prozatekst. Maar de psalmen laten ons zien dat gebed en poëzie ook onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Wie een gebed van tevoren uitschrijft, kan eens proberen om korte zinnen, korte woorden, kleine betekeniseenheden telkens op een nieuwe regel te laten beginnen in plaats van alles achter elkaar aan te schrijven. Het kan creativiteit aanwakkeren en door middel van associatie een breder betekenisveld oproepen. Want poëzie kan de werkelijkheid raker aanduiden dan proza.
De afsluiting
Gebeden worden vaak afgesloten met ‘in Jezus’ naam’, als een soort echtheidskenmerk in de traditie (zie Joh. 16,23). Zondagsgebeden kennen de afsluiting ‘dit uur en al onze dagen’. Daarin kan naar hartelust gevarieerd worden, zoals: ‘vandaag, morgen en alle dagen’, ‘nu en altijd’ of ‘deze morgen en straks op de paasochtend’.
Een andere vorm is dat gesproken woord en stilte, lied of muziek in elkaar overlopen. Een stil gebed hoeft niet altijd aangekondigd te worden, laat de stilte maar gewoon vallen. Of als het gebed eindigt en vervolgens wordt een lied gezongen, dan kan het ‘amen’ vervallen, omdat het gebed doorgaat in het lied. Dat moet wel afgestemd worden met de musicus van dienst. Mooi is het om dan een zin uit het lied al in het gebed op te nemen, zodat de gemeente het gebed in dezelfde bewoordingen letterlijk verder draagt.
Uit de praktijk
Job Stein, predikant van de Protestantse Gemeente Haaksbergen-Buurse:
"Hoe ik bid en welke houding ik daarbij aanneem, is er in de loop van ruim 30 jaar predikantschap ingesleten. De gebedsaanhef is meestal 'Laten we bidden'. De gemeente heeft een gedrukte liturgie voor zich en weet daarmee wat en waarom we gaan bidden. Het kyriegebed leid ik altijd met ongeveer dezelfde woorden in: ‘Laten we de Heer om ontferming aanroepen voor de nood van de wereld en die van ons eigen hart.’ Als het om mijn gebedshouding gaat, ik ben niet zo van de bidgebaren. Ik vouw mijn handen en sluit mijn ogen. Mijn handen leg ik gewoonlijk op de lessenaar zodat ik de bladzijden van mijn thuis voorbereide gebeden om kan draaien. Een gebed sluit ik vrijwel altijd af met ‘Amen’. Soms zeg ik: 'Zingend bidden we verder.'"
Marleen Stokroos, kerkelijk werker van de Protestantse Gemeente Baflo:
"Voor ik het gebed uitspreek, neem ik een adempauze, even contact met mijn lijf, mijn voeten op de grond. Mijn handen heb ik altijd gevouwen, op buikhoogte, of op de bijbel. En zeg: 'Laten we met elkaar bidden' of 'Mag ik u voorgaan in gebed?', als overgang naar de heiligheid. Ik geef er ook mee aan dat, hoewel ik er woorden aan geef, we dit met elkaar doen. Toen ik net als kerkelijk werker begon, ging ik daarna verder met 'Eeuwige God' of 'Barmhartige Vader'. Later ben ik het 'Goede God' van een collega over gaan nemen. Daar zit voor mij alles in: God is een god van goedheid, en het zijn eenvoudige woorden die dicht bij mezelf staan. Soms gebruik ik nog 'Barmhartige Vader' of 'Liefdevolle Vader', en dan verderop in het gebed ook wel 'Moeder'; God is niet alleen van mannelijke aard, God is zorgzaam van aard."
Lees meer in de serie 'De eredienst - kan en mag het anders?':
Illustratie: Annedien Hoogenboom