Hoe kunnen we bereiken dat mensen uit verschillende tradities zich thuis kunnen voelen in onze vieringen? In een natuurlijk proces zoekt de Protestantse Gemeente Oegstgeest nieuwe wegen in de liturgie. En dat gebeurt in samenspraak met de gemeenteleden.
Wat is het minst belastend voor het klimaat? Een onsje bosbessen uit Argentinië of een onsje kippenvlees uit eigen land? Bij beide mogelijkheden gaat een deel van de armen van de kerkgangers omhoog. Het antwoord volgt direct. Honderd gram kippenvlees op je bord veroorzaakt een kwart minder CO2-uitstoot dan honderd gram bessen uit Zuid-Amerika. Er volgen meer vragen, geprojecteerd op het grote scherm boven het liturgisch centrum van de Regenboogkerk in Oegstgeest. In deze diaconale dienst staat de schepping centraal – haar schoonheid, haar kracht, maar ook de manier waarop wij mensen ermee omgaan, zoals dominee Iris van der Heul het samenvat.
Na lezing van Genesis 1 wordt de Nederlandse variant van ‘Morning has broken’ gezongen (lied 216 in Liedboek, zingen en bidden in huis en kerk), swingend begeleid op de vleugel. Er worden korte filmpjes getoond van interviews over schepping, geloof en zorg voor de aarde, gemaakt door de jeugdgroep. De aanwezigen schrijven op groene harten die bij binnenkomst uitgedeeld zijn hoe zij hun hart voor de schepping in de praktijk brengen. De harten worden opgehangen aan een lijn achter de avondmaalstafel.
Het zijn allemaal voorbeelden van nieuwe vormen die sinds enige tijd ingebracht worden in de standaardliturgie van deze grote, pluriforme protestantse gemeente. Voorbeelden ook van de directe inbreng van gemeenteleden in de vieringen, en van vormen en inhoud die kerkgangers raken.
Experimenteren
In de gemeente groeide langzaam het besef dat er behoefte was aan een breder palet dan dat van de strak gestructureerde vieringen gebaseerd op het gedachtegoed van de Liturgische Beweging, ondanks dat velen hier hechten aan die traditie. Iris van der Heul had al eens een ‘liturgiewerkplaats’ opgezet, vooral voor mensen die regelmatig riepen dat het van hen anders mag. In wisselende groepen werd de liturgie uit elkaar gehaald en opnieuw in elkaar gezet. “We besteedden veel aandacht aan de betekenis van de verschillende liturgische elementen. Dat bleek waardevol. Als je weet hoe de liturgie in elkaar zit, word je vrijer om erin te variëren”, vertelt Van der Heul. Parallel daaraan verkende een collega-predikant met een groep belangstellenden diensten uit andere tradities, zoals Iona- en Taizévieringen. Het zoeken op verschillende fronten leidde tot experimentele diensten op de zondagmiddag, die na afloop onder het genot van een wijntje geëvalueerd werden.
Een gemeenteavond werd georganiseerd over vrijheid en vormvastheid in de liturgie. Ter voorbereiding was in een reeks mini-artikelen in de gemeenteberichten uitleg gegeven over de betekenis van de verschillende onderdelen van de traditionele zondagse eredienst. De avond werd besloten met de vraag: welke kant gaan we nu op?
Meersporenbeleid
Alle ontwikkelingen resulteerden in een document van de Taakgroep Eredienst en Kerkmuziek waarin voor een meersporenbeleid gekozen wordt. De reguliere diensten mogen meer vernieuwende elementen bevatten. De structuur hoeft niet op de schop, vooral de invulling kan en mag diverser en afwisselender. Daarnaast moet ruimte geboden worden aan inbreng en participatie van gemeenteleden. Dat vergroot de betrokkenheid. Ook in de samenstelling van de taakgroep zelf is dat tot uitdrukking gebracht. Naast vertegenwoordigers van predikanten en kerkmusici bestaat de groep vooral uit gemeenteleden. Zoals voorzitter Meindert Danhof. “We hebben er bewust voor gekozen niet vast te leggen wat wel en niet kan in de diensten. Zo geef je liturgie kans om zich op een natuurlijke manier te ontwikkelen.” Als onafhankelijk orgaan adviseert de taakgroep de kerkenraad. “Het is inmiddels het klankbord van de hele gemeente geworden.”
Voor Rian Veldman, eveneens predikant in de gemeente, past dit goed bij hoe hij zijn ambt ziet. “Ik draag niet priesterlijk de mis op, ik ben dienstbaar aan de gemeente die liturgie viert.”
Wie willen we zijn?
De taakgroep spreekt bij tijd en wijle intensief over wat wel of niet kan. “Op de achtergrond speelt de vraag naar wie we zijn en wie we willen zijn”, stelt Maartje van den Heuvel. Ze is actief in het jeugdwerk. “Als nieuwe leden nieuwe tradities inbrengen, kun je je afvragen hoe je die tradities met elkaar kunt verbinden met het oog op de toekomst”, legt Marien den Boer uit. Dat beoogt de kerkenraad, waarvan hij voorzitter is, via de weg van de geleidelijkheid. “Juist het gesprek zorgt voor verbinding”, vindt Van den Heuvel. “Ook tussen de generaties. Het gesprek draagt bij aan het gevoel samen gemeente te zijn.” Van der Heul hoort als predikant wel dat mensen dat gesprek soms interessanter vinden dan de diensten zelf. Maar af en toe moet je ook gewoon eens doen, weet Bert Osinga die in de kerk actief is op het gebied van de muziek. “In de praktijk zie je dan wel wat er gebeurt en of dat voor herhaling vatbaar is. Daar leren we ook van. Inmiddels doet iedereen gewoon mee als de dominee interviewend door de kerk loopt. Dat was een paar jaar geleden wel anders.”
Thuisvoelen
“Het proces is waardevoller dan het doel”, vindt Danhof. Gaandeweg zal de gemeente ontdekken welke kant het op moet. Den Boer: “Als we kunnen bereiken dat mensen uit verschillende tradities zich allemaal thuis kunnen voelen in onze vieringen, hebben we een prachtige slag geslagen.” Op de achtergrond speelt mee dat het aantal kinderen, jongeren en jongvolwassenen in de gemeente relatief klein is. De gemeente wil toegankelijk zijn voor een brede doelgroep.
De bewegingen op het gebied van de liturgie hebben niet geleid tot opzeggingen van het lidmaatschap, weet Van der Heul. Dát er ruimte is voor de vernieuwing waar behoefte aan is, begrijpen de meeste gemeenteleden goed. “En sommigen klimmen in de pen, maar gelukkig hebben we hier een dialoogcultuur.”
In uw gemeente in gesprek over de eredienst, ook over de theologische grondgedachten ervan? Kijk op protestantsekerk.nl/liturgie.
Tekst: Dick Vos | Beeld: Sandra Haverman